De uitloopbeker PCE-125 wordt gebruikt voor het eenvoudig en snel uitvoeren van metingen om de viscositeit van vloeistoffen te bepalen. Er moet echter niet worden vergeten dat dit alleen mogelijk is bij minder visceuze vloeistoffen. Visceuze pasta en andere substanties met een hoge viscositeit zijn niet geschikt om opgemeten te worden met een uitloopbeker. De structuur van een uitloopbeker is volgens Din gestandaardiseerd en is dus altijd hetzelfde. De beker bestaat uit een cilindrisch, hol lichaam dat in de meeste gevallen eindigt in een vervangbare buis. De openingen van deze buis voldoen ook aan de DIN-normen.
Een meting wordt als volgt uitgevoerd; om te beginnen houdt men het buisje vast en vult het met de te meten substantie. Let er daarbij op dat de beker volledig gevuld is. Een overloopgoot verhindert dat de meting door het overstromen van de vloeistof wordt aangetast. Vervolgens wordt de glasplaat over de rand van de beker geschoven om overtollig materiaal te verwijderen. Hierna kunt u de buis opnieuw openen. Door het nu ontstane vacuüm blijft het materiaal in de beker. Wanneer u de glasplaat nu horizontaal van de beker afhaalt, moet u de stopwatch activeren. Wanneer de substantie volledig door de beker heen is gegleden en er zich niks meer in de binnenkant van de buis bevindt, zet u de stopwatch uit en noteert u de tijd. 

Bij het gebruik van een uitloopbeker is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het na elke meting grondig wordt gereinigd. Residuen in de beker of in het buisje kunnen toekomstige metingen beïnvloeden. Ook diepe en/of veel krassen in de beker kan leiden tot een onnauwkeurig resultaat. Door krassen kan de hoeveelheid substantie die in de beker past veranderen waardoor het apparaat niet meer voldoet aan de voorgeschreven DIN-norm.